Geschreven voor mijn proefschrift:
Samenvatting (Summary in Dutch)
|
Aardwetenschappers kijken naar de structuur van het oppervlak en
inwendige van de aarde, en de processen die zich daar afspelen. De aarde
lijkt op het eerste gezicht nogal hard en vast, maar alles beweegt: het
binnenste van de aarde koelt langzaam af, het aardmagneetveld verandert
de hele tijd, continenten schuiven over het aardoppervlak, er vinden
aardbevingen en vulkaanuitbarstingen plaats, enzovoort. Inmiddels is er
veel bekend over dit soort processen, maar nog lang niet alles. Het
blijft lastig dat we alleen datgene hebben wat op dit moment aan het
aardoppervlak waargenomen kan worden. Hoe de aarde er heel vroeger
uitzag, en hoe het er in het binnenste van de aarde uitziet, zullen we
nooit rechtstreeks kunnen nagaan.
[Plaatbewegingen]
Wat we van de aarde kunnen zien is de koude bovenlaag, de korst. De
korst van continenten is relatief dik en licht van gewicht, terwijl de
korst van oceaanbodems juist dun is en wat zwaarder. Onder de korst ligt
de mantel, de warme laag die om de kern van de aarde ligt en bijna
2900 kilometer dik is.
De bovenste laag van de mantel is vrij koud en wat stijver dan de rest.
Deze laag wordt de lithosfeer genoemd en is gemiddeld 100 kilometer dik.
De korst en lithosfeer vormen samen de platen die langzaam (een paar
centimeter per jaar) over de diepere mantel bewegen. Daar waar de stijve
platen langs of over elkaar schuiven, komen aardbevingen en
vulkaanuitbarstingen voor en worden gebergtes opgebouwd. De platen
bewegen doordat het binnenste van de aarde erg heet is en de buitenkant
juist koud. Het mantel-materiaal is hard gesteente, tenminste in onze
ogen, maar toch kan het stromen (zoals het harde ijs van een gletsjer
dat ook kan) - als de krachten die er op spelen maar groot genoeg zijn
en je lang genoeg blijft wachten (bijvoorbeeld een paar miljoen jaar).
Het hete mantel-materiaal komt vanuit de diepte omhoog, koelt af aan het
aardoppervlak en zakt vervolgens weer naar beneden. Dit proces noemen we
convectie.
Door het convectie-proces in de aarde worden de korst en lithosfeer van
oceaanbodems continu opnieuw gevormd en weer vernietigd. Bij oceanische
ruggen komt het mantel-materiaal omhoog terwijl de oceaanbodem aan beide
kanten van de rug opzij schuift. Het materiaal dat aan het oppervlak is
gekomen koelt af en vormt zo een nieuw deel van de oceaanbodem. Om het
aangroeien te compenseren schuift op andere plekken oude, sterk
afgekoelde oceaanbodem weer de aarde in. Bij diepe troggen duikt koude
oceanische lithosfeer (en het meeste van de korst) de mantel in en
verdwijnt van het aardoppervlak. Dit proces wordt subductie genoemd. De
korst en lithosfeer van continenten worden niet op dezelfde manier
gerecycled, maar juist steeds weer uit elkaar gedreven (als er nieuwe
oceaanbodem tussen komt) en op elkaar geduwd (als alle oceaanbodem
tussen continenten verdwenen is).
[Mantel-tomografie]
Wat gebeurt er met de oceaanbodem die in de aarde is verdwenen? Hoe snel
zinkt de lithosfeer naar beneden? Blijft het een stijve plaat of gaat
het vervormen? Zou het materiaal kunnen afbreken van het oppervlak of
blijft het er aan vast zitten? Zoals gezegd kunnen we helaas niet in de
aarde kijken (met boringen komen we nu tot maar 10 van de
6371 kilometer). Om toch meer over het subductie-proces te weten te
komen, kunnen we het wel nabootsen. Dit kan bijvoorbeeld met
computer-modellen van de aarde. Of in laboratoria, waar alles in de
juiste verhoudingen wordt nagemaakt. Uit dat soort studies blijkt onder
andere dat subducerende lithosfeer helemaal van vorm kan veranderen, en
dat het koude materiaal in de hete mantel weer langzaam opwarmt.
Veel informatie over het inwendige van de aarde krijgen we via
aardbevingsgegevens. Aardbevingen veroorzaken seismische golven die
dwars door de aarde heen reizen en zo door verschillende stations,
verspreid over de hele wereld, worden geregistreerd. Door bijvoorbeeld
de reistijden van alle aardbevingen naar alle stations bij elkaar te
nemen, kunnen we een beeld krijgen van de variatie van de reissnelheid
in de aarde.
Met deze techniek, seismische tomografie, kunnen dus een soort scans van
de interne structuur van de aarde gemaakt worden (ongeveer vergelijkbaar
met de computer-scans uit ziekenhuizen die het inwendige van het
menselijk lichaam afbeelden).
De seismische tomografie-beelden laten ons zien waar in de aarde de
aardbevingsgolven sneller kunnen reizen dan normaal.
De snelheid waarmee de golven zich voortbewegen hangt af van het soort
materiaal waar ze doorheen gaan, de temperatuur, de druk, de
kristalstructuur, enzovoort.
Hoewel een afwijking in snelheid dus van verschillende factoren kan
afhangen, blijkt dat temperatuur het grootste effect heeft als er
gekeken wordt naar gesubduceerde oceanische lithosfeer.
Hoewel de koude lithosfeer weer opwarmt in de mantel, gaat dit proces
erg langzaam. Ook platen die lang geleden zijn verdwenen, zijn nu nog
steeds kouder dan de omliggende mantel.
Omdat seismische golven relatief snel door koud materiaal reizen, kan
gesubduceerde lithosfeer dus met tomografie in beeld gebracht worden.
[Tethys Oceaan]
Ongeveer 200 miljoen jaar geleden (Dinosaurus-tijdperk) lagen Afrika,
Arabie, India en Australie vast aan Antarctica. Tussen deze continenten
en het grote Europese/Aziatische continent lag in die tijd de Tethys
Oceaan: een grote oceaan die op sommige plekken net zo breed was als de
Pacifische Oceaan nu. Toen de continenten naar elkaar toe gingen
bewegen, begon de tussenliggende oceanische lithosfeer te subduceren.
Ook braken in dezelfde periode steeds weer stukken van de grote
continenten af waardoor er tijdelijk kleinere oceanen bij kwamen (daarom
wordt er vaak over Tethys Oceanen gesproken). Toen uiteindelijk
alle oceanische lithosfeer was verdwenen, botsten de continenten zelf op
elkaar en ontstond de lange gordel van gebergtes tussen het
Middellandse-Zeegebied en Indonesie.
Reconstructies van de plaatbewegingen in het verleden worden tektonische
reconstructies genoemd. Ze worden gemaakt aan de hand van informatie die
we nu aan het aardoppervlak vinden, zoals gesteentes, breukstructuren,
fossielen, en achtergebleven stukken korst van de gesubduceerde platen.
Vooral grootschalige reconstructies zoals die van het Tethys-gebied
kunnen nuttig zijn voor andere aardwetenschappelijke
onderzoeksdisciplines. Zo zijn bijvoorbeeld de posities van continenten
belangrijk om het klimaat en de oceaanstromingen in het verleden te
kunnen bepalen.
Omdat in het Tethys-gebied veel bewijsmateriaal op elkaar gepropt is in
het gebergte, blijkt het moeilijk om er achter te komen wat er precies
gebeurd is. Tektonische reconstructies van dit gebied verschillen daarom
soms nogal van elkaar, ookal voldoen ze wel allemaal aan de beschikbare
informatie.
Gegevens over het binnenste van de aarde, zoals tomografie-beelden van
de mantel, kunnen helpen om de reconstructies verder te verbeteren. We
kunnen bijvoorbeeld uitzoeken of (en waar) de gesubduceerde lithosfeer
van de Tethys Oceanen is terug te vinden in de aarde.
De tomografie-beelden van de mantel onder het Tethys-gebied laten enorm
grote gebieden zien waar aardbevingsgolven relatief snel doorheen gaan.
Deze volumes zouden heel goed de restanten van de gesubduceerde
lithosfeer kunnen zijn.
[Dit onderzoek]
In mijn onderzoek koppel ik de informatie van a) het oppervlak en b) het
inwendige van de aarde aan elkaar, met als doel de verschillende
tektonische reconstructies en het subductie-proces in het Tethys-gebied
te testen.
Uit de reconstructies kan berekend worden hoe groot het oorspronkelijke
oppervlak van de oceaanbodem is geweest, en uit de tomografie-beelden
kan bepaald worden hoe groot de relatief snelle (en dus koude) volumes
in de mantel zijn.
Maar het is duidelijk dat een bodemoppervlak niet direct te vergelijken
is met een `hoge-snelheid volume'.
Om te kijken of de gesubduceerde lithosfeer inderdaad is terug te vinden
in de mantel moet ik eigenlijk weten hoeveel relatief koud materiaal er
nu nog zichtbaar zou moeten zijn (volgens de reconstructies) en hoeveel
materiaal er daadwerkelijk is (volgens de tomografie).
Daarom ga ik in mijn onderzoek zowel het bodemoppervlak als de
tomografische volumes omrekenen naar `lage-temperatuur volumes'.
Voor het omrekenen van de volumes uit de tomografie-beelden kan ik
informatie gebruiken over de relatie tussen afwijkingen in seismische
golfsnelheid en afwijkingen in temperatuur.
Om de thermische volumes uit de reconstructies te bepalen, moeten meer
tussenstappen gemaakt worden.
Zoals eerder gezegd is de lithosfeer het afgekoelde bovenlaagje van de
mantel, en als deze subduceert dan wordt het materiaal in de mantel weer
gewoon opgewarmd.
Ten eerste bereken ik daarom voor het hele bodemoppervlak wat de
oorspronkelijke dikte van de koude lithosfeer was. Zo krijg ik het
oorspronkelijke thermische volume van de oceaanbodem, dus voordat
het subduceerde.
Ten tweede wil ik weten in hoeverre dit oorspronkelijke koude volume
inmiddels weer is opgewarmd. Met computer-modellen bereken ik daarvoor
wat er kan gebeuren met de temperaturen in de lithosfeer als deze op een
bepaalde manier subduceert
Door de mogelijke subductie-scenario's op een rijtje te zetten, kan ik
voorspellen wat het huidige thermische volume van de
gesubduceerde oceaanbodem zou moeten zijn.
In elke tektonische reconstructie is het oceaanoppervlak, de
oorspronkelijke dikte, en de manier van subduceren anders geweest.
Daardoor krijg ik voor iedere reconstructie ook een andere voorspelling
van de huidige thermische volumes. De plek en het tijdstip van subductie
zijn ook afhankelijk van de gebruikte reconstructie.
In mijn onderzoek zal ik dus de verschillende reconstructies kunnen
testen door de voorspelde hoeveelheid, plek en tijdstip van subductie te
vergelijken met de grootte, lokatie (plek en diepte) en vorm van de
tomografische volumes.
[Dit proefschrift]
In dit proefschrift begin ik in hoofdstuk 2 met het geven van een
overzicht van de verschillende tektonische reconstructies die er van het
Tethys-gebied zijn. Daarna behandel ik in hoofdstuk 3 de theorien
en methodes die ik nodig heb in mijn onderzoek.
Vervolgens bekijk ik eerst het oostelijke Middellandse-Zeegebied, het
Midden Oosten, en het Himalaya-gebied.
In hoofdstuk 4 bereken ik de totale (voorspelde en tomografische)
volumes voor het hele gebied in een keer. Daaruit blijkt dat de
totale volumes vrijwel hetzelfde zijn. Dit wijst erop dat de
gesubduceerde lithosfeer van de Tethys Oceanen inderdaad is terug te
vinden in de mantel. Helaas helpt het ons niet om de verschillen in de
tektonische reconstructies te testen.
In hoofdstuk 5 kijk ik daarom meer gedetailleerd naar de lokatie
en vorm van de volumes in de tomografie-beelden, en naar de volumes die
we zouden verwachten op grond van de verschillende reconstructies.
Daardoor kan ik concluderen dat sommige tektonische reconstructies, en
de bijbehorende subductie-processen, duidelijk beter kloppen met de
beelden van de mantel dan andere.
De subductie-scenario's die uiteindelijk het best blijken te passen voor
het Midden Oosten en het Himalaya-gebied zijn te zien in mijn
proefschrift (pagina 146 en 147). Daar is ook een goedpassend scenario
voor de subductie in het oostelijke Middellandse-Zeegebied geschetst
(pagina 153).
Tot slot onderzoek ik in hoofdstuk 6 het Indonesische gebied.
Omdat in Indonesie geen continenten op elkaar zijn gebotst maar nog
steeds oceanische lithosfeer subduceert, pak ik het hier anders aan dan
in de eerdere hoofdstukken. In dit geval voorspel ik, weer voor
verschillende tektonische reconstructies, hoe de tomografie-beelden
eruit zouden moeten zien als de reconstructies kloppen. Deze voorspelde
beelden kan ik direct vergelijken met de echte tomografie-beelden (zie
de onderste plaatjes in dezelfde figuren). Hieruit blijkt opnieuw dat
sommige voorspellingen beter overeenkomen met de mantel-tomografie dan
andere.
Het is lastig om kort en in woorden uit te leggen wat de belangrijkste
conclusies van mijn onderzoek zijn. Het is wat dat betreft beter om zelf
eens goed te kijken naar de verschillende figuren die ik hierboven heb
genoemd.
Het is in ieder geval wel duidelijk geworden dat het met mijn aanpak
inderdaad lukt om de informatie van het oppervlak en inwendige van de
aarde te koppelen, en om daarmee de subductie-geschiedenis van de
verdwenen Tethys Oceanen te reconstrueren.
|